De opkomst en ondergang van virtuele steden

De opkomst en ondergang van virtuele steden

Op internet worden veel analogieën uit de niet-digitale wereld gebruikt om diensten een vorm of een naam te geven. Regionale krantenuitgevers praten in termen van dekkingsgebieden, veelal steden, zoals blijkt uit krantentitels als Nieuwe Rotterdamse Courant, Haarlems Dagblad en Leids Dagblad. Uitgevers hebben geprobeerd om formules te bedenken waarme ze hun lokale rol ook op internet konden vervullen.
 

De meest recente formule, Dichtbij.nl, werd in 2011 door de Telegraaf Media Groep ontwikkeld en was door Bart Brouwers bedacht als hyperlokaal nieuwsnetwerk. In 2013 werd het project ondergebracht bij de Telegraaf Regionaal/Lokaal en tegenwoordig leidt het een schimmig leven:  er verschijnen nog sporadisch nieuwe berichten. Zo werden in de maand januari 2017 op Almere Dichtbij slechts 12, voornamelijk promotionele berichten, geplaatst. Kortom, Dichtbij.nl is nagenoeg virtueel dood.

City Online

De metafoor van de virtuele stad werd ook al eens in 2007 gebruikt door City Online, een project van de regionale-dagbladuitgevers Wegener en VNU. De formule, bedacht door Maurice de Hond, was gebaseerd op interactie van bewoners die in City Online een huis konden huren en op nieuws en informatie van de dagbladen. Uiteraard moesten advertenties voor inkomsten zorgen. Bewoners konden bij elkaar in de straat op bezoek gaan, waarbij straatgenoten door de computer gekoppeld werden op basis van de door hun opgegeven voorkeuren en interesses. De dienst werd in oktober 1996 officieel gelanceerd in Utrecht en daarna in andere steden uitgerold. De dienst werd georganiseerd als een franchiseketen, waaraan de lokale dagbladtitels konden deelnemen. Eind 1997 waren er in Nederland 1 miljoen internetgebruikers; City Online had 28 digitale steden met 16.000 bewoners en dagelijks zo’n 6.000 bezoekers. Daarmee behoorde City OnLine tot de top-tien van meest bezochte Nederlandse sites.

In 1998 stapte VNU echter uit de samenwerking om haar eigen sites verder te ontwikkelen en sukkelde City Online alleen verder. Op 21 juli 1998 schreef Carla Chung in NRC Handelsblad: ‘City Online heeft niets van een boeiende ontmoetingsplaats op Internet, waar je met een paar muisklikken actueel nieuws en uitgaansinformatie kunt vinden. Ook een bruisend stadsleven is ver te zoeken in City Online. De stad ligt er doorgaans verlaten bij, op wat verveelde, op seks beluste pubers na.’ Uiteindelijk ging in 1999 City Online offline, omdat het aantal bewoners achterbleef (mede door privacyzorgen) en er te weinig adverteerders deelnamen. In 2000 begon Wegener nog een keer met het project Dorpspleinen, dat gebaseerd was op burgerjournalistiek. Maar het project was al dood in de proeffase, mede omdat het geen goede tools voor de burgerjournalisten bood.

De Digitale Stad

De formule van City Online, een stad met bewoners en informatie, was overigens niet nieuw. Op 15 januari 1994 opende De Digitale Stad (DDS) in Amsterdam haar deuren. Het was een project van het politiek-cultureel centrum De Balie en internetaanbieder XS4ALL, naar het voorbeeld van de Free-Nets in Noord-Amerika. Aanleiding voor DDS waren de gemeenteraadsverkiezingen in het voorjaar van 1994. Behalve via de plaatselijke televisie-, radio- en gedrukte media, zou via De Digitale Stad een publieksdebat plaatsvinden. De metafoor van een virtuele stad werd gekozen om het karakter van het publieke domein, maar ook van gemeenschap te benadrukken. En aan de poorten stonden duizenden potentiële internetters van binnen en buiten Amsterdam te dringen om via een inbelverbinding toegang te krijgen tot DDS. Na zes weken telde het project reeds 12.000 geregistreerde gebruikers-bewoners.


De tekst-interface van DDS (bron: Amsterdam Museum, CC)




De virtuele Prinsengracht (bron: Amsterdam Museum, CC)



Een plattegrond als basis  (bron: Amsterdam Museum, CC)

Eerst werden alleen tekstuele informatie- en  communicatiediensten aangeboden, maar op 15 oktober 1994 kreeg DDS een grafische interface op het World Wide Web. De veelzijdigheid van het stadsleven werd in kleurrijke pagina’s aangeboden. Hoewel er een plattegrond aangeboden werd, verdwaalde menigeen er nog sneller dan in de medina van Marrakesh.

De opzet van DDS was ruim. Iedere particulier, maar ook instellingen en bedrijven konden deelnemen. In zijn proefschrift The Rise and the Fall of DDS – evaluating the ambitions of Amsterdam’s Digital City inventariseerde Reinder Rustema welke organisaties een plek hadden in DDS. In deze index komt men een beperkte groep kranten- en tijdschriftenuitgevers, een boekhandel en een bibliotheek tegen: ANP, Automatiseringgids, De Groene Amsterdammer, Libelle, Boekhandel Milieuboek, NRC Handelsblad, Openbare Bibliotheek Amsterdam, Polytechnisch Tijdschrift en Ravijn uitgever.
Dirk Limburg van NRC Handelsblad beschreef later de transmissieprocedure: ‘Twintig jaar geleden zette de krant een eerste stap in een digitale wereld. Om de artikelen in de DDS (server, red.) te krijgen kon de redactie het toen sinds drie jaar actieve digitale archief van de krant aftappen. Een selectie van artikelen werd op een floppy gezet. Die ging in een computer die met een modem inbelde op De Digitale Stad.’
In 2016 werd in het Amsterdam Museum een voorvertoning gegeven van de gerestaureerde site van De Digitale Stad. Zoals men in Pompeï door een Romeinse stad kan lopen, zo zal men ook voorzien van een plattegrond de eerste Nederlandse virtuele stad kunnen bezoeken en herbeleven.

Gebrek aan gemeenschapszin

Hoewel de virtuele omgeving drastisch is veranderd, zal men nog wel de opwinding kunnen proeven van de opening die DDS destijds veroorzaakte en van het gemeenschapsgevoel dat het teweegbracht. Deze kwaliteiten zijn door uitgevers in latere virtuele steden nooit goed gerealiseerd. Dichtbij.nl werd opgezet als een hyperlokaal nieuwsnetwerk en had niets met de lokale gemeenschap. City Online was een commerciele imitatie van De Digitale Stad. In het algemeen lag de nadruk bij Dichtbij.nl en City Online te veel op het distribueren van informatie en advertenties en zeker niet op het bevorderen van het stads- of dorpsgevoel.
 
Jak Boumans is auteur van Toen digitale media nog nieuw waren - Pre-internet in de polder (1967-1997)
 
De afbeeldingen van DDS zijn beschikbaar onder creative commons licentie van Amsterdam Museum