Open access staat vaak voor gesloten deuren

Open access staat vaak voor gesloten deuren


Publicaties over publiek gefinancierd onderzoek zouden vrij toegankelijk moeten zijn, zo vinden steeds meer wetenschappers - en open access maakt dat mogelijk. Open access is als idee echter even nobel als ingewikkeld. Wetenschappers publiceren bij voorkeur in vooraanstaande titels, want die hebben een hoge impact en leiden tot veel citaties. Dat zijn weer voorwaarden voor status, bekendheid en (vervolg)financiering van nieuw onderzoek. Dat onderzoek wordt voor een belangrijk deel betaald uit publieke middelen, maar uit diezelfde bron wordt ook ruwweg 3 procent van het wetenschapsbudget uitgegeven aan abonnementen - om die zelfgeschreven publicaties weer terug te kunnen lezen. Natuurlijk zit in die drie procent ook een enorme bulk aan andere wetenschappelijke tijdschriften. Uitgevers zoals Elsevier draaien flinke winsten, jaarlijks vele honderden miljoenen euro's.

Die uitgevers hebben wel oog voor open access tijdschriften, maar het animo is niet bijzonder groot. Open access voegt op dit moment nauwelijks iets toe aan het verdienmodel en het is een mogelijke bedreiging voor het abonnementsmodel van de gevestigde titels. De kosten van open access worden gedekt door betalingen van auteurs in plaats van inkomsten uit abonnementen, maar auteurs krijgen hiervoor maar weinig budget. In Delft bijvoorbeeld staat tegenover de 6,5 miljoen euro die jaarlijks aan tijdschriftabonnementen wordt besteed, slechts 40.000 euro voor de financiële ondersteuning van auteurs die voor OA kiezen. Universiteiten leggen als onderzoeksfinancier de onderzoekers geen verplichting op om in open access te publiceren, ook universiteitsbibliotheken hebben geen mandaat om het af te dwingen en onderzoekers zelf vragen zich af wat de noodzaak van open access is. Ook de overheid neemt geen positie in. En uitgevers werpen een barrière op om in open access te publiceren, bijvoorbeeld door embargo's te hanteren (waarbij eerst in de gewone tijdschriften moet worden gepubliceerd) die kunnen oplopen tot drie jaar. Ze wijzen daarnaast op het feit dat open access er toe kan leiden dat bedrijven toegang krijgen tot kennis die met publiek geld is gefinancierd - willen we dat? Die terughoudendheid - de verschillen tussen universiteiten, disciplines zijn daarbij overigens groot - speelt ook een rol bij verrijkte publicaties. Het delen van data die aan onderzoek ten grondslag liggen, willen we dat?

Het huidige businessmodel van wetenschappelijke uitgevers is 'springlevend' aldus Just de Leeuwe van TU Delft. De enige prikkel om die praktijk te veranderen is een financiële.
Het klinkt een beetje zweverig, maar in een echte kenniseconomie is delen van groot belang. De gezondheidszorg, het mkb, ontwikkelingslanden, onderwijsinstellingen: iedereen kan baat hebben bij open access. 'Delen' is echter niet zo gemakkelijk vertaalbaar in financieel voordeel. Daarmee is meteen duidelijk wie (bijna als enige) de bijl in het model kan zetten: de financier van onderzoek. Sommige financiers, een bekend voorbeeld is Welcome Trust, stellen al wel hun eisen rondom open access. Een aantal vooraanstaande Amerikaanse universiteiten heeft al beleid geformuleerd waarbij auteurs hun auteursrecht niet meer mogen overdragen aan de uitgever. Maar de belastingbetaler, die andere financier, ligt nog niet wakker van het feit dat hij indirect de uitgevers sponsort. Daardoor is er voor politici en ambtenaren weinig eer te behalen aan dit dossier. En dat is precies waarom het nog heel lang gaat duren voordat open access het leidende publicatiemodel zal zijn.

[email]erikbouwer@gmail.com[/email]