Eerst Duitsers overtuigen, dan de rest

Eerst Duitsers overtuigen, dan de rest

 
De Frankfurter Buchmesse heeft iets schizofreens: in het paviljoen van de gezamenlijke eregasten, Nederland en Vlaanderen, heerst de cultuur. In de schitterende zaal worden de lezers als vanzelf meegetrokken in het literaire landschap. Aan de lopende band treden schrijvers op, gadegeslagen door een welwillend Duitse publiek. Adriaan van Dis staat beleefd Frau Antje te woord, in het theater brengen Tom Lanoye en Ernest van der Kwast hun toehoorders met hun snedigheid aan het lachen en een groep Nederlandse illustratoren en striptekenaars werkt onder de naam Parade aan een dagelijkse unieke uitgave. ‘Schitterend, fantastisch’, roept de Zweedse minister van Cultuur en Democratie Alice Bah Khunke uit in bewondering, als zij The Tjong Khing, Joost Swarte en hun collega’s geconcentreerd aan het werk ziet. Gert-Jan Pos, die de Parade coördineert, kijkt tevreden toe. ‘Als je niet uitkijkt, graaien de bezoekers zo originele tekeningen van tafel.’ Het programma is zo vol, dat de belangstelling op andere plekken in de stad er soms onder te lijden heeft. Het programma met boekverfilmingen in het Filmmuseum werd matig bezocht. De organisatie kan zich er niet echt druk om maken.

(tekst loopt door onder de afbeelding)

Keihard buffelen

De presentatie in het paviljoen, een ontwerp van The Cloud Collective, is het slotakkoord van twee jaar keihard buffelen door het speciale Buchmesse-team van het Nederlands Letterenfonds. In de maanden voorafgaand aan de beurs zijn al talloze optredens verzorgd door heel Duitsland. Op de Buchmesse zelf zijn bijna 100 schrijvers aanwezig. En het aantal vertalingen van oorspronkelijk Nederlandstalig werk dat jaarlijks in Duitsland verschijnt, is verdubbeld: 300 in de afgelopen twee jaar. De Duitsers kunnen er geen genoeg van krijgen. ‘Het enthousiasme is ongelooflijk’, zegt de van oorsprong Duitse literair agente Marianne Schönbach in de wandelgangen. Ze is van vroeg tot laat volgeboekt, maar tussen al haar afspraken in het rechtencentrum heeft ze aan half uurtje vrijgemaakt om een kort bezoek aan de beursvloer te brengen. ‘Ik wil de stands ook even bekijken.’

Praten, praten en praten

Daar, bij de stands, is de andere kant van de Buchmesse te zien: de afspraken. Wie zijn balboekje niet vol heeft, telt niet mee. Hier gaat het om aankopen en om verkopen. Net als de uitgevers zelf zitten de twee buitenlandspecialisten van het Letterenfonds, Barbara den Ouden en Victor Schiferli, de hele dag in gesprek. Vijftien afspraken van een half uur per dag, praten, praten en praten, tot aan het einde van de middag een eerste borrel gepakt mag worden. Met de 300 vertalingen die de afgelopen jaren zijn verschenen, hadden de Duitsers hun zaakjes al op orde voor deze Buchmesse en kunnen zij meteen inspringen op de interesse van het Duitse publiek, aangewakkerd door de Duitse pers. Nu zijn de andere landen aan de beurt. ‘Eerst Duitsland, dan de rest van de wereld’, zegt Victor Schiferli.

Kwaliteit

Directeur Tiziano Perez van het Letterenfonds herkent het beeld van de schizofrenie, van de cultuur en de commercie die om voorrang strijden. ‘Dat is eigen aan de literatuur’, zegt hij. ‘Natuurlijk moeten uitgeverijen verkopen. Voorafgaand aan de Buchmesse hebben we ook in andere landen duidelijk gemaakt wat we van plan waren in Frankfurt te doen. Tijdens de London Book Fair, in Leipzig en in Bologna. Victor Schiferli is naar New York geweest, waar hij een bijeenkomst heeft gehad met vijftig Amerikaanse uitgeverijen. Daar zijn wij heel blij mee, want Amerika is een lastig land voor vertaalde literatuur.’

‘Maar ons gaat het vooral om de literatuur en de kwaliteit’, vervolgt Perez. ‘Frankfurt is voor ons ook geen doel op zich. Het gaat om de toekomst.’ Hij wijst op de stand van het Letterenfonds waar bezoekers met een virtual reality- bril naar films kunnen kijken die zijn gemaakt om bijvoorbeeld de poëzie Tonnus Oosterhoff op een nieuwe manier over te brengen. ‘Dat Nederland in 1993 ook Schwerpunkt was tijdens de Buchmesse, heeft veel invloed gehad in de jaren die volgden. Harry Mulisch en Cees Nooteboom hebben destijds echt een doorbraak beleefd in Duitsland. Of wij weer zoiets zullen zien, weet ik nog niet: het is een andere tijd. De auteurs die Nederland nu heeft, zullen naar dat niveau moeten toegroeien.’