Pleitzitting bij Europees Hof over het uitlenen van e-books door bibliotheken
Tijdens de pleitzitting bij het Europese Hof van Justitie op 9 maart 2016 hebben VOB, NUV, Stichting Lira en Stichting Pictoright hun standpunt op het uitlenen van e-books bepleit.
De VOB heeft er voor gepleit om e-books onder het leenrecht te laten vallen, zodat openbare bibliotheken hun wettelijke taak kunnen vervullen en er voor kunnen zorgdragen dat iedereen een goedkope en laagdrempelige mogelijkheid heeft om gebruik te kunnen maken van e-books. Volgens de VOB is e-lending een belangrijk wapen in de strijd tegen piraterij.[Onbekend object]De VOB ziet dat bibliotheken en auteurs een gedeeld belang hebben bij het uitlenen van e-books via het leenrecht. Nu bepalen uitgevers of e-books wel of niet door bibliotheken kunnen worden uitgeleend en dat is niet wenselijk in een samenleving die digitaliseert.
Het Nederlandse Uitgeversverbond (NUV) heeft bepleit dat het uitlenen van e-books via het leenrecht een ernstige verstoring van de markt tot gevolg zal hebben. De uitgevers zijn van mening dat fysieke boeken en e-books verschillende producten zijn en om die reden niet hetzelfde kunnen worden behandeld.
Stichting Lira en Stichting Pictoright hebben zich aangesloten bij het standpunt van de VOB door te bepleiten dat makers groot belang hebben bij een vergoedingssystematiek via het leenrecht. Kern van hun pleidooi was dat een passend inkomen voor makers alleen kan worden gewaarborgd als e-lending onder het leenrecht valt. Zij wijzen er op dat in de huidige afspraken met uitgevers niet wordt voorzien in een vergoeding voor makers.
Lidstaten en Europese Commissie
De proefprocedure zal leiden tot een principiële uitspraak die ook openbare bibliotheken in andere Europese lidstaten aangaat. Verschillende lidstaten en de Europese Commissie hebben daarom een standpunt ingenomen in deze procedure.
Tegen toelaatbaarheid van e-lending op grond van de Europese Leenrechtrichtlijn zijn Griekenland, Tsjechië, Duitsland en Frankrijk. De laatste heeft tijdens de zitting bepleit dat volgens de Franse vertaling van de richtlijn leenrecht alleen van toepassing kan zijn op materiele objecten, met andere woorden fysieke boeken. Ook Griekenland is van mening dat uitlening alleen betrekking kan hebben op materiele zaken. Tsjechië is tegen e-lending via het leenrecht en heeft gepleit voor een politiek debat.
Vóór het standpunt van de VOB zijn de lidstaten Portugal, Verenigd Koninkrijk, Letland en Italië. Ook de Europese Commissie heeft zich in haar pleidooi aangesloten bij het standpunt van de VOB. Op basis van de context en de doelstelling van de Leenrechtrichtlijn is leenrecht volgens de Commissie ook van toepassing op e-lending. Vooral nu er geen fundamenteel verschil bestaat tussen fysieke boeken en e-books. Ook is leenrecht een autonoom begrip, dat niet internationaal is geharmoniseerd zodat geen strijdigheid met hogere internationale wetgeving aan de orde kan zijn, aldus de Commissie.
Kort samengevat kan geconcludeerd worden dat de verschillende vertalingen van de Europese Leenrechtrichtlijn en andere Europese wetgeving een extra complexiteit met zich meebrengen.
Verwachte uitspraak
Op 2 juni 2016 zal de Advocaat-Generaal bij het Europese Hof van Justitie zijn conclusie nemen. Naar verwachting zal het Europese Hof eind 2016 een uitspraak doen.
De VOB heeft er voor gepleit om e-books onder het leenrecht te laten vallen, zodat openbare bibliotheken hun wettelijke taak kunnen vervullen en er voor kunnen zorgdragen dat iedereen een goedkope en laagdrempelige mogelijkheid heeft om gebruik te kunnen maken van e-books. Volgens de VOB is e-lending een belangrijk wapen in de strijd tegen piraterij.[Onbekend object]De VOB ziet dat bibliotheken en auteurs een gedeeld belang hebben bij het uitlenen van e-books via het leenrecht. Nu bepalen uitgevers of e-books wel of niet door bibliotheken kunnen worden uitgeleend en dat is niet wenselijk in een samenleving die digitaliseert.
Het Nederlandse Uitgeversverbond (NUV) heeft bepleit dat het uitlenen van e-books via het leenrecht een ernstige verstoring van de markt tot gevolg zal hebben. De uitgevers zijn van mening dat fysieke boeken en e-books verschillende producten zijn en om die reden niet hetzelfde kunnen worden behandeld.
Stichting Lira en Stichting Pictoright hebben zich aangesloten bij het standpunt van de VOB door te bepleiten dat makers groot belang hebben bij een vergoedingssystematiek via het leenrecht. Kern van hun pleidooi was dat een passend inkomen voor makers alleen kan worden gewaarborgd als e-lending onder het leenrecht valt. Zij wijzen er op dat in de huidige afspraken met uitgevers niet wordt voorzien in een vergoeding voor makers.
Lidstaten en Europese Commissie
De proefprocedure zal leiden tot een principiële uitspraak die ook openbare bibliotheken in andere Europese lidstaten aangaat. Verschillende lidstaten en de Europese Commissie hebben daarom een standpunt ingenomen in deze procedure.
Tegen toelaatbaarheid van e-lending op grond van de Europese Leenrechtrichtlijn zijn Griekenland, Tsjechië, Duitsland en Frankrijk. De laatste heeft tijdens de zitting bepleit dat volgens de Franse vertaling van de richtlijn leenrecht alleen van toepassing kan zijn op materiele objecten, met andere woorden fysieke boeken. Ook Griekenland is van mening dat uitlening alleen betrekking kan hebben op materiele zaken. Tsjechië is tegen e-lending via het leenrecht en heeft gepleit voor een politiek debat.
Vóór het standpunt van de VOB zijn de lidstaten Portugal, Verenigd Koninkrijk, Letland en Italië. Ook de Europese Commissie heeft zich in haar pleidooi aangesloten bij het standpunt van de VOB. Op basis van de context en de doelstelling van de Leenrechtrichtlijn is leenrecht volgens de Commissie ook van toepassing op e-lending. Vooral nu er geen fundamenteel verschil bestaat tussen fysieke boeken en e-books. Ook is leenrecht een autonoom begrip, dat niet internationaal is geharmoniseerd zodat geen strijdigheid met hogere internationale wetgeving aan de orde kan zijn, aldus de Commissie.
Kort samengevat kan geconcludeerd worden dat de verschillende vertalingen van de Europese Leenrechtrichtlijn en andere Europese wetgeving een extra complexiteit met zich meebrengen.
Verwachte uitspraak
Op 2 juni 2016 zal de Advocaat-Generaal bij het Europese Hof van Justitie zijn conclusie nemen. Naar verwachting zal het Europese Hof eind 2016 een uitspraak doen.