De ideale educatieve auteur
Vroeger, toen educatief auteur nog een vak was, had je in auteursteams een aantal creatievelingen en een aantal mensen die meer van de structuur waren. Ze vulden elkaar aan en corrigeerden elkaar. De een had nog meer vakkennis en verstand van didactiek dan de ander. Het concept van de methode werd binnen het team van schrijvers behoorlijk aangescherpt en daardoor ook steeds beter doordacht. Het stond als een huis. De auteurs waren loyaal aan de uitgever, al hun vrije tijd ging in het schrijven van de methode zitten. Daar werden ze ook zeer om gewaardeerd. Ze hadden allerlei privileges: ze kregen ieder jaar een pakket romans, gratis dinertjes, hun reizen voor de audio-opnames werden betaald, inclusief hotel, ze werden van hot naar haar gevlogen als dat nodig was en werden op alle mogelijke manieren in de watten gelegd. Goede auteurs werden zelfs nog wel eens weggekocht door een andere uitgeverij, net als voetballers en dan ontstond er een enorme rel. Als de auteur langere tijd voor een goedlopende methode werkte, kreeg hij of zij niet alleen royalties van deze, maar ook nog van vorige edities. Sommige auteurs werkten al meer dan vijftien jaar aan dezelfde methode en hadden alle herzieningen meegemaakt. Dan kwam het voor dat een auteur jaarlijks meer royalties ontving dan de uitgeefmanager aan loon.
Dit kon natuurlijk niet zo doorgaan in tijd van bezuinigingen. Daarom werden er steeds vaker broodschrijvers ingehuurd: vakkenvullers die werken binnen een bestaand concept. Zij leveren altijd op tijd, je hoeft er niet nog jarenlang royalties aan te betalen en je hoeft er geen band mee op te bouwen. Dat de royalties steeds vaker worden afgekocht, is iets waar ik als zelfstandige in principe een voorstander van ben. Je kunt als broodschrijver meteen die nieuwe schoenen voor je kinderen kopen en hoeft niet te wachten tot maart/april, wanneer de royalties worden uitgekeerd. En als uitgever is het ook gemakkelijker om je calculatie te maken op basis van de kosten van broodschrijvers dan op basis van royalties. Broodschrijvers werden dus de nieuwe auteurs.
De groep vakkenvullende educatieve broodschrijvers is echter klein. Iedereen hengelt met zijn hengeltje in dezelfde vijver. Zo zie ik bij Malmberg auteurs terug die ik ook al bij Noordhoff en ThiemeMeulenhoff heb gezien. Sla ik een lesmethode open van Malmberg, zie ik allemaal oefeningen die ook in het werkboek van Noordhoff en ThiemeMeulenhoff staan. Eén grote eenheidsworst. Waar wij als uitgevers proberen de mooiste nieuwe concepten te bedenken, worden ze aan de achterkant toch weer in hetzelfde kostenbesparende stramien gegoten. De verschillen zijn nu kleiner dan ooit. Waar we elkaar zouden moeten doodconcurreren, doen we braaf allemaal hetzelfde kunstje met een ander jasje er om. Geschreven door, als je pech hebt, dezelfde auteur als de methode van de concurrent.
Bovendien is het er met de komst van broodschrijvers in de educatieve uitgeverij verdomde saai op geworden: geen verjaardagskaartjes meer voor de trouwe auteurs. Geen feestjes met vrolijke dronken mensen die in het onderwijs altijd zo in de pas moeten lopen. Geen vakinhoudelijke vetes meer tussen oude en nieuwe auteurs. Geen pogingen meer om de creativiteit op te wekken door middel van schrijfweekenden, strandwandelingen, pantomimecursussen en survivaltochten. En geen vriendschappen, romances en intriges meer tussen auteurs onderling. Waar moet ik nou nog over praten bij de vrijdagmiddagborrel?